Gabriel Fauré: Requiem op. 48

Gabriel Fauré
Gabriel Fauré (Pamiers 1845 – Parijs 1924) was als jong kind al heel getalenteerd. Hij werd ontdekt toen hij op zijn achtste improviseerde op het dorpsharmonium.
Een sponsor bekostigde daarop tien jaren zijn opleiding in Parijs aan de École Niedermeyer, van 1855 tot 1865, waar hij naar school ging en piano- en orgelles kreeg. Daar kreeg hij ook ondersteuning van de componist Camille Saint-Saëns, die in de directie van dit gerenommerrde instituut kwam. Zijn vriend en leermeester liet Gabriel kennismaken met de werken vanLiszt, Wagner en Bach.
In 1866 werd hij kerkorganist in Rennes, maar werd daar na vier jaar ontslagen omdat hij op een ochtend in rokkostuum achter het orgel zat na een nachtelijk feest. Zo ging hij in 1870 terug naar Parijs: eerst als organist in Clignancourt, daarna infanterist in de Frans-Duitse Oorlog. Maar na een jaar assistent van organist-componist Widor in de St. Sulpice en invaller voor Saint-Saëns.
In 1877 werd Fauré assistent-organist in de Madeleine en koordirigent .
In Weimar werd hij door Saint-Saëns voorgesteld aan Franz Liszt en hij beluisterde Wagners Ring in München. Met interesse, maar hij distantieerde zich van hen en werd geen navolger.
Gabriel Fauré was een bescheiden mens, die niet graag op de voorgrond trad. Dat betekende dan ook dat hij pas laat bekendheid kreeg. In 1896 werd hij eerste organist in de Madeleine en later ook docent compositie aan het Parijse conservatorium. Enige tijd schreef hij ook muziekrecensies in de Figaro, maar dat mocht niet lang duren. Hij kreeg last van toenemende doofheid.
Een sponsor bekostigde daarop tien jaren zijn opleiding in Parijs aan de École Niedermeyer, van 1855 tot 1865, waar hij naar school ging en piano- en orgelles kreeg. Daar kreeg hij ook ondersteuning van de componist Camille Saint-Saëns, die in de directie van dit gerenommerrde instituut kwam. Zijn vriend en leermeester liet Gabriel kennismaken met de werken vanLiszt, Wagner en Bach.
In 1866 werd hij kerkorganist in Rennes, maar werd daar na vier jaar ontslagen omdat hij op een ochtend in rokkostuum achter het orgel zat na een nachtelijk feest. Zo ging hij in 1870 terug naar Parijs: eerst als organist in Clignancourt, daarna infanterist in de Frans-Duitse Oorlog. Maar na een jaar assistent van organist-componist Widor in de St. Sulpice en invaller voor Saint-Saëns.
In 1877 werd Fauré assistent-organist in de Madeleine en koordirigent .
In Weimar werd hij door Saint-Saëns voorgesteld aan Franz Liszt en hij beluisterde Wagners Ring in München. Met interesse, maar hij distantieerde zich van hen en werd geen navolger.
Gabriel Fauré was een bescheiden mens, die niet graag op de voorgrond trad. Dat betekende dan ook dat hij pas laat bekendheid kreeg. In 1896 werd hij eerste organist in de Madeleine en later ook docent compositie aan het Parijse conservatorium. Enige tijd schreef hij ook muziekrecensies in de Figaro, maar dat mocht niet lang duren. Hij kreeg last van toenemende doofheid.

Gabriel Fauré is een bij uitstek Franse componist, gekenmerkt door alle afwezigheid van pompeusheid, ingetogen en zeer melodieuze muziek. Hij schreef veel liederen en kamermuziek, geen grote orkestwerken.
Zijn beroemde Requiem schreef hij mogelijk naar aanleiding van de dood van zijn vader. De première van de eerste versie was in 1888 in de Madeleine in sobere orkest bezetting: één soloviool, gediviseerde altviolen, celli en bassen. In de tweede versie voegde Fauré koperblazers toe en in de derde versie ook violisten en houtblazers.
Gabriel Fauré heeft in zijn requiem niet de angst voor de dood, maar juist het geloof in de eeuwige rust willen laten doorklinken. Als organist bij talloze begrafenissen had hij genoeg verdriet en angst gezien. Vandaar zijn eigen woorden “het requiem is zo zachtmoedig als ikzelf”.
Zijn beroemde Requiem schreef hij mogelijk naar aanleiding van de dood van zijn vader. De première van de eerste versie was in 1888 in de Madeleine in sobere orkest bezetting: één soloviool, gediviseerde altviolen, celli en bassen. In de tweede versie voegde Fauré koperblazers toe en in de derde versie ook violisten en houtblazers.
Gabriel Fauré heeft in zijn requiem niet de angst voor de dood, maar juist het geloof in de eeuwige rust willen laten doorklinken. Als organist bij talloze begrafenissen had hij genoeg verdriet en angst gezien. Vandaar zijn eigen woorden “het requiem is zo zachtmoedig als ikzelf”.